Woordenlijst
Belangrijke
Operatermen
A
capella
Zingen zonder instrumentale begeleiding. In de opera is deze zangvorm echter
nogal zeldzaam. Hij wordt meestal toegepast in (vroege) kerkmuziek.
Alt
Laagste vrouwenstem.
Aria
(Letterlijk lucht, adem) Een lied voor één zanger, waarin hij of zij een
gevoel tot uitdrukking kan brengen. In de oorspronkelijke vorm draagt de aria
niet bij aan de handeling, het verhaal dat verteld wordt staat even stil, de
toeschouwer is getuige van de gevoelsexpressie. De aria's zijn vaak de vocale
hoogtepunten van de opera: de ‘hits’.
Bariton
Middelste mannenstem.
Bas
Laagste mannenstem.
Bel
canto
(Italiaans voor schone, mooie zang) Italiaanse zangkunst tussen de 17e en de 19e
eeuw waarbij de klank zo natuurlijk en regelmatig mogelijk overgebracht moest
worden. Het ging alleen om de schoonheid van de klank. De solozanger kreeg een
belangrijke plaats in de voorstelling omdat de componist hem de ruimte gaf voor
een virtuoze versiering van de melodie.
Cabaletta
Een aria of gedeelte van een aria in een snel tempo waarin het personage zijn
briljantheid of zijn dapperheid tot uitdrukking kan brengen. In de 19e eeuw werd
deze vorm vaak gebruikt als slotstuk van een formele aria.
Cadenza
Een kunstig, door de zanger zelf ingelast solostuk, waarbij vaak geïmproviseerd
wordt. De solist kan op deze manier zijn talenten tonen.
Castraat
(naar Latijns ‘castrare’, snoeien) Jonge zanger die in zijn jeugd (voor
aanvang van de pubertijd) werd gecastreerd opdat zijn jongensstem behouden zou
blijven. Vooral van de 15e tot de 18e eeuw was het castreren van muzikaal
begaafde jongens heel gewoon. Deze castraten werden ± 6 jaar geschoold en
startten hun carrière omstreeks hun 15e jaar. Door de castratie werd de
hormonale ontwikkeling stopgezet. Ze kregen geen borstbeharing en het
strottenhoofd ontwikkelde zich slechts minimaal. Wel groeide het skelet door en
werd het lijf vaak buiten proportie groot. Door hun flink gegroeide borstkas en
hun kleine strottenhoofd waren ze in staat heel licht te zingen en tonen lang
aan te houden. Bij de volwassen castraten maakte het longvolume en de grotere
resonantieruimte, gekoppeld aan de hoge jongenstemregisters, een groot
stemvolume, een enorme uitstraling en een tot dan toe ongekende virtuositeit
mogelijk.
Later werden castraatstemmen veelal vervangen door tenoren.
Cavatina
Een kort, lyrisch zangstuk voor een solist.
Coloratuur
(Naar latijns ‘colorare’, kleuren) Virtuoze versiering van zangstukken door
snelle loopjes, sprongen en tremolo’s. Tot aan het begin van de 19e eeuw
kregen zangers van alle stemsoorten door coloraturen de gelegenheid hun
virtuositeit te demonstreren. Vanaf de19e eeuw werden coloraturen voornamelijk
aangetroffen in sopraanaria’s. Beroemde coloratuuraria’s zijn de wraakaria
van de koningin van de nacht in Mozart’s Zauberflöte, de waanzinaria van
Lucia in Lucia di Lammermoor (Donizetti) en de aria van Zerbinetta uit Ariadne
auf Naxos (Strauss).
Countertenor
Hoogste mannelijke stem, op de hoogte van de vrouwelijke alt. Met de opkomst van
de historisch getrouwe opvoering van de vroege muziek werden countertenors weer
veelvuldig ingezet, bijvoorbeeld om bij de opvoering van oude muziek de
voordracht van castraten te benaderen.
Ensemble
Groep van zangers of instrumentalisten die gezamenlijk musiceren. Duet (twee
stemmen of twee instrumenten), trio (drie), kwartet (vier), kwintet (vijf),
sextet (zes), septet (zeven) en koor zijn verschillende vormen van ensembles.
Finale
Slotstuk van een groter muziekwerk. In opera is de finale de slotscène van een
bedrijf.
Fuga
Muziekstuk waarvan het thema door één stem wordt ingezet en daarna door andere
stemmen wordt overgenomen, maar dan een kwart of kwint hoger.
Heldentenor
Een tenor met een zware, dramatische stem die grenst aan de bariton. De
heldentenor wordt ingezet voor zware rolen. Het zingen van dergelijke rollen kan
een grote aanslag op de stem betekenen.
Intermezzo
Instrumentaal of vocaal tussenspel in een opera tussen twee bedrijven. Aan het
begin van de 18e eeuw speelde men in de pauze van grote serieuze opera’s
(opera seria) komische tussenspelen waaruit later de opera buffa ontstond.
Intonatie
Het op de juiste toonhoogte inzetten van de zangstem of een instrument.
Koor
Grote groep zangers die in de opera de achtergrondbezetting vormen. Gewoonlijk
maken zowel mannen als vrouwen deel uit van het koor, nu en dan aangevuld met
groepen kinderen.
Lamento
(Italiaans voor jammerklacht) Klaagmuziekstuk in gedragen tempo. Het lamento was
een geliefde ariasoort in de 17e en 18e eeuw met een sterk emotioneel effect.
Tot de belangrijkste klaagaria’s uit de operageschiedenis behoren
Monteverdi’s Lamento d’Arianna, Dido’s aria uit Purcells Dido en Aenas en
de klaagzang van Orpheus uit Glucks Orfeo ed Euridice.
Legato
De tonen moeten aan elkaar verbonden worden gespeeld of gezongen. Bij de zang
wordt in legato passages de ademstroom niet onderbroken.
Leidmotief
Krachtig muzikaal motief, dat is toebedeeld aan een zaak, persoon of idee en
daar symbool voor staat. De techniek van componeren met leidmotieven staat
centraal in de muziekdrama’s van Richard Wagner.
Libretto
De tekst van een opera. Soms schrijft de componist zelf het libretto, maar
meestal is er een aparte tekstschrijver voor: de librettist.
Librettist
Tekstschrijver van een opera.
Liebestod
de idee die leefde in de periode van de Romantiek, dat een persoon uit liefde,
of met zijn/haar geliefde samen kon sterven (in tegenstelling tot sterven aan
een gebroken hart). Deze liefdesdood wordt vaak in verband gebracht met Tristan
en Isolde (Wagner).
Maestro
Hoogachtende, niet-officiële aanduiding voor dirigenten, muziekprofessoren of
componisten.
Mezzo-sopraan
Middelste vrouwenstem.
Minimal
music
Compositorische stijlinrichting die wordt gekenmerkt door een voortdurende,
weinig gevarieerde herhaling van korte klank- en ritme patronen. Door de
constante herhaling ontstaan in zichzelf berustende, zwevende klankvelden.
Minimal music ontstond in de jaren ‘60 in Amerika. De belangrijkste
vertegenwoordigers van deze richting op het opera toneel zijn Steve Reich,
Philip Glass en John Adams.
Motief
Kleinste thematisch betekenisvolle bestanddeel van een muziekstuk. Meer motieven
vormen een thema. In de operamuziek kan een motief - als een soort muzikaal
visitekaartje - een persoon, natuurverschijning of bevolkingsgroep
karakteriseren.
Musical
Een moderne vorm van opera of operette. Ook een musical vindt plaats in een
decor en er wordt gezongen en geacteerd. Een groot verschil is de stemtechniek:
operazangers worden opgeleid om onversterkt, dus zonder microfoon, te zingen.
Muziekdrama
Aanduiding voor de vernieuwende opera’s van Richard Wagner en diens Duitse of
Italiaanse volgelingen. De aanduiding ‘muzikaal drama’ verwijst daarentegen
algemeen naar alle operawerken.
Neoclassicisme
Stijlrichting in de moderne muziek die teruggreep naar vorm- en stijlelementen
van het muzikale Classicisme (Gluck, Haydn, Mozart). Het neoclassicisme ontstond
uit nostalgie of als reactie op de sterk door emoties en literaire voorbeelden
beïnvloede romantische muziek. Het neoclassicisme had zijn bloeitijd in de
jaren ‘20 en duurde van ongeveer 1918 tot 1950. De invloedrijkste
neoclassicistische componist was Igor Stravinsky.
Nummeropera
Operavorm waarin de aria’s, ensemble- en instrumentale stukken een afgesloten
en zelfstandig karakter hebben. Vanaf de late 17e eeuw tot in de 19e eeuw was de
nummeropera de eigenlijke operavorm, al manifesteerden zich in de finales van
Mozarts opera’s ook al aanzetten tot doorgecomponeerde stijl. Richard Wagner
en Giuseppe Verdi braken met de praktijk van de nummeropera en hanteerden de
techniek van het doorcomponeren met vloeiende overgangen tussen de taferelen.
Opera
Een toneelstuk op muziek. De acteurs in een opera zijn zangers die hun tekst
niet uitspreken maar zingen. Omdat opera veel verschillende elementen in zich
draagt (muziek, toneel, beeld, taal) noemen we het een complexe kunstvorm. Het
genre is ontstaan rond 1600 in Italië en was vanaf toen tot het begin van de
20e eeuw onbetwist het toonaangevende muziekgenre.
Opera
buffa
(Italiaans voor vrolijke, komische opera) Italiaans operagenre uit de 18e en 19e
eeuw, dat voortkwam uit de Commedia dell’ Arte. Aanvankelijk was de opera
buffa een kort, komisch intermezzo dat in het begin van de 18e eeuw in de pauze
van een opera seria werd uitgevoerd. Op basis van deze eerste aanzetten
ontwikkelde de opera buffa zich tot een zelfstandig operagenre. Voorde opera
buffa werden vaak alledaagse, stereotype personages gebruikt, die in de vorm van
een satire commentaar gaven op politieke en sociale situaties. De bekendste
opera buffa is vermoedelijk Rossini’s Il barbier di Siviglia.
Opéra
comique
Frans operagenre dat in de eerste helft van de 18e eeuw ontstond en en het
voorbeeld werd voor het Duitse zangspel. De opéra comique bestaat uit gesproken
dialogen en zangstukken met een meestal vrolijke, maar ook ontroerend-lyrische
en heel soms tragische inhoud. Dit genre beleefde zijn bloeitijd tussen 1770 en
1870. De laatste belangrijke opéra comique was Carmen van Bizet.
Opera
semiseria
Italiaans operagenre uit de 18e en 19e eeuw. De opera semiseria is een
combinatie van serieuze (opera seria) en komische (opera buffa)
muziekdramatische elementen.
Opera
seria
(Italiaans voor ernstige opera) Italiaans operagenre dat zich aan het einde van
de 17e eeuw uit diverse stijlelementen ontwikkelde tot een theatergenre met een
verheven karakter. De onderwerpen voor deze opera werden ontleend aan de
mythologie, aan historische bronnen en aan de klassieke heldendrama’s uit de
Griekse Oudheid en gingen meestal over hooggeplaatste personages.
Operette
Vrolijk muzikaal podiumgenre met gesproken dialogen, liederen en dansen, dat
omstreeks 1850 in Parijs door Jacques Offenbach tot bloei werd gebracht. De
operette, die ook ontstond als parodie op de opera en op de daardoor
gepresenteerde wereld, hield altijd rekening met de amusementsbehoefte van het
publiek. Het tijdperk van de operette liep van circa 1850 tot circa 1950. Van
alle operagenres zijn het zangspel en de opéra comique het meest verwant aan de
operette. Het fundamentele onderscheid met de opera ligt in de vrijmoedige,
satirische of zoetsappig sentimentele ondertoon.
Ouverture
De opera opent meestal met een ouverture. In de ouverture speelt alleen het
orkest. Er wordt nog niet gezongen. Er zijn delen van de muziek in verwerkt die
later in de opera terugkomen.
Parlando
Sprekend zingen. De zangstem moet de spreekstem benaderen. Parlando wordt
toegepast in verhalende passages of in dialogen waarin de tekst bijzonder
belangrijk is.
Partituur
De schriftelijke vastlegging van alle muzikale lijnen in een opera of ander
muziekstuk. In de partituur worden alle noten van de gelijktijdig klinkende
instrumenten van het orkest en stemmen van de zangers onder elkaar weergegeven.
De partituur geeft zo een exacte indruk van het verloop van de muziek. Voor de
dirigent is de partituur onontbeerlijk bij de voorbereiding van de uitvoering.
Pasticcio
Opera die wordt samengesteld uit aria’s, ensembles en instrumentale stukken
uit verschillende bestaande opera’s (of andere muziekstukken) van een of
meerdere componisten. Omdat in de 18e
eeuw er nog geen historisch gegroeid repertoire bestond kon het publiek
op deze manier in korte tijd kennis maken met beproefde en geliefde aria’s en
ensembles uit nieuwe muziekstukken.
Prima
donna
Van de 17e tot de 19e eeuw de vrouwelijke hoofdrol in een opera. De prima donna
kreeg de moeilijkste, maar tegelijkertijd ook meest aansprekende vrouwenpartij.
Haar rol was bijna altijd bestemd voor een sopraan.
Primo
uomo
De belangrijkste mannenrol in de Italiaanse opera van de 17e tot de 19e eeuw. De
rol van primo uomo werd oorspronkelijk vertolkt door een castraat, maar later
steeds vaker door een tenor.
Recitatief
De gezongen of gesproken tekst in een opera die aria's of ensemblenummers
verbindt. Het zingende praten. In het recitatief vindt de ontwikkeling van het
verhaal plaats, dit in tegenstelling tot de aria die de emotionele reactie op
het verhaal vertolkt. De verstaanbaarheid van het gezongen of gesproken woord in
het recitatief is dan ook belangrijk. Er bestaat een onderscheid tussen
‘recitativo secco’, dat alleen wordt begeleid door een klavecimbel, en het
‘recitativo accompagnato’, dat een uitgebreidere begeleiding heeft.
Serialisme
Stroming tussen 1950 en 1965 die de principes van de twaalftoonsmuziek verder
ontwikkelde. In de seriële muziek wordt niet alleen de volgorde van de
toonhoogten door reeksen vastgelegd, maar ook andere dingen zoals toonlengte,
geluidssterkte, klankdichtheid en klankkleur. Belangrijke bijdragen aan de seriële
muziek werden geleverd door Olivier Messiaen, Karlheinz Stockhausen en Luigi
Nono.
Singspiel
Duitse muzikale komedie met gesproken dialogen. Het Duitse Singspiel ontwikkelde
zich in de 18e eeuw als tegenhanger van de opera seria. Het hoogtepunt van dit
genre wordt gemarkeerd door Mozart’s Die Entführung aus dem Serail en Die
Zauberflöte.
Sopraan
Hoogste vrouwenstem
Er zijn in deze stemsoort verschillende soorten sopranen: de coloratuursopraan,
de dramatische sopraan, de hoogdramatische sopraan, de lyrische sopraan, de
jeugdig dramatische sopraan en de soubrette.
Stemregister
Toonhoogtebereik van een stem (hoe hoog of hoe laag een stem kan zingen). In de
klassieke zang zijn de stemregisters onderverdeeld in basiscategorieën:
sopraan, mezzosopraan, alt, tenor, bariton en bas.
Tenor
Hoogste mannenstem
Ook in deze stemsoort zijn er verschillende soorten tenoren: de tenore di forza,
de heldentenor, de lyrische tenor, de speeltenor, de tenor spinto, de buffotenor,
de karaktertenor en de tenore brillante.
Tonaliteit
Systeem van relaties en tonen tot een centrale toon, waarin elke toon een
functie en plaats krijgt toebedeeld in de toonhiërarchie.
Toonsoort
Bepaling van de basistoon en de opbouw van de toonladder die ten grondslag ligt
aan een muziekstuk.
Tragédie
Lyrique
Een typische Franse, ernstige opera, die doorgaans bestaat uit een ouverture
gevolgd door een proloog en 5 actes. In deze opera heeft het woord voorrang
boven de muziek. De onderwerpen komen uit de Grieks-Romeinse mythologie.
Tremolo
Snelle en gelijkmatige herhaling van tonen op dezelfde toonhoogte of in een
afstand van een octaaf. Het tremolo verleend de muziek een stormachtig, onrustig
karakter.
Triller
Versiering van een toon door de snelle, herhaalde afwisselingen tussen de
hoofdtoon en de daarboven of daaronder liggende toon.
Verisme
Italiaans operagenre met een realistische (naturalistische) uitbeelding van de
alledaagse omgeving. Het verisme ontwikkelde zich door de literaire
stijlrichting het naturalisme, tussen 1890 en 1910 als tegenbeweging van de
romantische opera. De veristische voordrachtwijze maakte gebruik van
realistische gevoelsuitdrukkingen zoals schreeuwen, zuchten en snikken, in de
zang.
Voorspel
Muzikale inleiding van een opera, die in strenge thematische relatie staat tot
de navolgende gedeelten van de opera en vrijwel altijd direct overgaat in de
eerste scène (in tegenstelling tot de ouverture, een afgesloten zelfstandig
muziekstuk in de opera). Met Wagners Lohengrin werd het voorspel in de opera geïntroduceerd.